the end of the net: personal stuff computer stuff topography genealogy Lego

Zeeuwsche mijmeringen

1.2 Zeeland is een der weinige streken op aarde...

 

Zeeland is een der weinige streken op aarde waar men kan reizen zonder „toerist” te zijn. Ge gaat er niet heen om bezienswaardigheden — wat er aan schoonheid leeft maakt deel uit van de spheer van het land, ge gaat er niet heen om op te merken, of om de sportieve genoegens te smaken. Ge gaat er heen om iets anders te leven, om den Droom te herwinnen, dien het vlotte bezige bestaan van alledag voor u te loor deed gaan. Het is een wereld op zichzelf, van ons gescheiden door de wijde eenzaamheden van zeeën, waarin de eenzame hemel vervloeit, van geelwitte stranden die vervloeien in de traag-uiteenkabbelende golven. Ge gaat er heen om de eenzaamheid terug te vinden, de eenzaamheden van het landschap en de eenzaamheden van uw eigen ziel. Omgeven door de wijde ruimten, waar alleen de Hemel Souverein is en de Zee, ligt het daar als aan het eind der aarde, een beeld van levend verleden, met zijn vreemde, oude steden, met zijn witte dorpen, waar de kleurige menschjes bewegen als voor eeuwen.

Ge moet naar Zeeland over het water. In de lente is op de Zeeuwsche stroomen alles blauw, de watervlakte is blauw en de hemel is blauw, de flauwe kontoeren van het land in de verte zijn niets dan een afsluiting van de ééne altijd aander om u heen rustende schilderij. Er dwalen enkele schepen met witte zeilen over de blauwe vlakten boven uw hoofd. Maar ver in het verschiet, waar de lijnen der landen zich openspreiden, vloeien de blauwe vlakten ineen in het blauw van de zee. Ge hebt reeds bepeinsd dat het alles aandoet als Delftsch porselein, ge voelt hoe die kunst de weerspiegeling is van deze wereld.

Maar dàn komen er àndere aandoeningen in u op. Ge komt te varen in de Zuidvliet en de Zandkreek, temidden van de tallooze zandbanken, waar duizend kleine waterhoentjes een rumoerig festijn houden.

Hier vervalt de onderscheiding tussen water en land. Het gele zand van oevers en banken vloeit golvend over in het blauwe water en het water vloeit uit met trage melkwitte golven tegen de flauwe hellingen der geel-witte kusten. Zeeland in lentetijd is de wereld van het klare en opene. De hemel glimlacht zacht en goedertieren tegen de lichte wereld, en water en land kaatsen het zonlicht naar den hemel terug. Het is het land van den glimlach, het is het land van licht en kleuren, de stranden zijn er witter, de weilanden groener dan in Holland. Heel het land lijkt op de witte appelbloesems die om de heldere, kleine huisjes vloeien, ingericht.

Hoe leert men dan de eenheid kennen tusschen volk en land. Er is een keurige zwier, een ingetogen weelderigheid in de kleedijen, in de gouden, sierlijk bewerkte knoopen die de boeren aan den hals dragen, in de kappen en gouden hoofdversiersels van de glundere, roodarmige boerinnen. Het landschap en de menschen zijn hier één. Het landschap zou evenzeer zijn cachet verliezen als men er de kleine, kleurige menschfiguren wegnam, die achter elkander stappen over de small paden tusschen de lichtgroene en lichtzwarte landouwen, — als wanneer men de glundere huizen zou wegbreken of de bloeiende appelboomen vellen.

Maar al die pracht is zomerpracht. In den herfst als de luchten grijs gaan worden, dan spint de zee haar nevelen over het land, dan wordt heel Walcheren grijs en dof en stil, de zachte vreugde verschaduwt tot zachten ernst, en alles is grijs en wijd, onmetelijk en onbestemd als de schorren waar de meeuwen zwieren, als de zeeën en wateren er omheen.